maandag 26 juli 2010

Niets helpt


Als je vrolijk bent,
moet je treurige muziek opzetten,
als je treurig bent, vrolijke,
of was het nou omgekeerd?

Het is 11 uur in de morgen.

Bloemen-, bomen-, planten- en kruidenextracten
in een melange van wilde Hazel, Magnolie en Tijm,
of was het Olm, Tulp & Peper?

Tijd voor het 7e glas wijn.

Kogeltjes, gedraaid door neuspulkende
homeopaten, het hoofdbestanddeel is Natrium...
of Calcium?

Bij het 7e glas wijn
hoort de 15e sigaret.

Elke hand heeft een hoofd-,
een hart en een levenslijn;
een hand waarbij 1 van deze lijnen
niet aanwezig is,
wordt zelden aangetroffen.
Waar, in hemelsnaam, is mijn Hartlijn?

Bij de 15e sigaret
hoort de 1e gelukspil.

Levertraancapsules, nier- en blaasthee,
vochtafdrijvende tabletten:
50 maal per dag het toilet bezoeken,
nog bleef de flauwe, bittere smaak in de mond.
Dat kwam van de fluweelwitte opgezette tong.

De vogels produceerden fluittonen,
via de openstaande ramen
door een zachte bries de kamer ingedragen,
het 8e glas wijn wordt ingeschonken.

Mijn aura is als een roos, en kijk,
daarachter groeit al een nieuwe knop;
alles goed & wel,
maar kan dat getingeltangel wat zachter?

Het water voor de koffie kookt,
de vers gemalen koffie
gaat in de pot, water opgieten,
stang naar onder drukken,
eerst whiskey in het glas,
dan koffie met een toefje slagroom.
Tijd voor de 18e sigaret.

Vanaf de buik- naar de borstademhaling, goed zo,
nu de Slang, dan de Tijger en als laatste
de inkeerhouding.
Al die inspanning
voor een beetje ontspanning.

Half 12, al te laat, waar is de whiskey,
in de keuken, kopje onder flessenhals,
de koffie vergeten we dit keer, 17e sigaret.

De klei doe je in een grote schaal,
doe er water bij, zet het op de vensterbank
in het daglicht & drink er elke dag 3 maal van
getverdemme!

Het is helemaal niet zo makkelijk,
maar de 2e whiskey is ook weggeslikt,
eindelijk weer aan de rode wijn en - dat is duidelijk -
de 18e sigaret.

In de horoscoop stond duidelijk dat er
onstslag moest worden genomen, het huwelijk
op de klippen zou lopen, en heel misschien
was er 1 nazaat mogelijk.

Het 9e glas wijn, de 19e sigaret.

De naaldsteker was pervers,
de oude waarzeggerin kortzichtig
en de hogepriester werd kaal.

---------------------------------

12 Uur.
Ach, dacht ze met een sigaret
in de mondhoek bungelend, terwijl
ze tegen haar spiegelbeeld proostend
het 10e glas wijn ophief, ach,
zonder al die onzin is het leven
toch ook heel mooi?

dinsdag 20 juli 2010

Vroeger....


verbleef ik een tijd met de happy few, nou ja, een bepaalde incrowd, u weet wel.

Maar dat was na vroegvroeger.

Vroegvroeger was kind van 1 van de eerste BOMvrouwen. Vroegvroeger was vriendinnetjes met vaders en die vaders waren brandweerman of kolenscheppers. Die vriendinnetjes brachten hun zomers door in Bakkum, aten elke woensdag zelfgebakken patat. Ik lustte geen patat en was bang voor vaders. Bakkum was Walhalla, onbereikbaar.

& Plots zat ik aan tafel met gelifte dames in Chanel pakjes, naast ministers en andere hotemetoten. Kon ik behoeftes doen op toiletten met gouden bril, mocht een kijkje nemen in privé musea, na een komkommersandwich in een holle kies te hebben geduwd. Het ging niet om de kunst het ging om het bezit.

& Plots was ik verloren.

Vroegvroeger mocht ik voor de eerste keer in een auto mee, de brandweerman zat achter het stuur. Huizen zoefden voorbij, al snel waren we buiten de stad. De familie zat vrolijk met elkaar te babbelen, ze vonden alles heel normaal. Het einddoel was een kroeg waar een feest gegeven werd. Dat was voor mij ook een eerste, kroegbezoek. Het was zo nieuw dat ik er zelfs nog nooit een beeld van gemaakt had. Aangekomen bleek het een houten geval in de pampa’s te zijn, harde muziek drong naar buiten, binnen was het vol, warm en er hing een aroma dat ik niet thuis kon brengen.

& Plots werd ik met een limousine opgehaald, zat ik in luxueuze clubs tussen mensen die exotische geuren bij zich droegen, kreeg ik vreemde substanties aangeboden die uit Birkin tassen tevoorschijn werden getoverd. Het ging niet om het leven en de liefde het ging om het ontvluchten daarvan.

& Plots was ik verloren.

Nu......

geen therapieën, pillen, drank of andere geestverruimende middelen hebben mij doen inzien dat ik binnen die twee werelden – en alle daartussen en daarna - steeds dezelfde was. De vreemde eend die door het dragen van verschillende maskers tot uil, kraai, kolibrie en struisvogel verwerd.

Het besef dat je jezelf overal mee naartoe neemt kwam wachtend op een net gemiste bus in een dorpje met 351 inwoners, gelegen in het midden van nergens, met een kroeg waar door de deur harde muziek naar buiten drong en een geur mijn neus bereikte die ik heel goed kon thuisbrengen.

Nu verdwaal ik graag, verlaat zo nu en dan gebaande wegen, heel mijn gedachte hebben en houwen, iedereen die mijn pad kruiste (meestal) blijmoedig meezeulend.

maandag 12 juli 2010

Tearjerker


Het feest was gedaan. Waar we eerst allemaal vrolijk stonden te springen & zwaaien op Neêrlands puikje wat Oranjeliederen betreft, keken we elkaar nu zwijgend en beteuterd aan.

Een enkeling stond met nog open mond naar het megascherm te staren, de grootste brallers bogen stilletjes het hoofd.

Mensen zochten troost in elkaars armen.

De enigen die alert en zenuwachtig druk liepen te doen waren de beveiligers.
Ze maakten zich breder en groter dan ze al waren en baanden zich – mensen opzij duwend – een weg door de rouwende menigte.

Een trechter van duwende mensen, struikelend over kapotte Vuvuzela’s, drong naar de zijkant van het plein, waar hekken waren geplaatst en een smalle opening doorgang bood.

Eenmaal daardoor werd men geconfronteerd met een cordon agenten en ME’ers, in vol ornaat, oogcontact vermijdend. De straat achter hen was afgezet, daar wachtten twee blauwe bussen met de lichten aan dreigend op actie.

Sommige pleinverlaters sloeg toen pas de angst om het hart.
Geagiteerden vormden groepjes in een dwarsstraat. Druk gesticulerend, wenkbrauwen gefronst.

Op een volgend plein werd vuurwerk afgestoken, het was een schrale troost.

Een enkeling, nog zittend op een terras waar snel kettingen aan de stoelen werden aangebracht, riep bemoedigende woorden naar voorbijgangers: ‘Wij waren beter.....’

In de metro was het druk, warm en stil.

Een grote man bleef de hele reis zwijgend nee schudden, een druppel die over zijn wang naar beneden liep over het uitgelopen schminckvlaggetje werd, door mij, als traan waargenomen.

vrijdag 9 juli 2010


Mijn jeugd ligt onder het puin van de afgebroken huizen in de Indische Buurt.
De kleurrijke mensen die in onze straat woonden leven helder voort in mijn herinneringen.

Zo waren er twee zussen, al aardig op leeftijd en nooit getrouwd.
Elke dag weer maakten zij hun ommetje, gearmd en keuvelend over dat wat ze zagen. Iedereen steeds vriendelijk in stereo groetend.

Ze werden ouder en grijzer, wandelden steeds langzamer en inniger gearmd voor de steun.
De ene was lang en dun, de ander kort en gezet, zij behoorden tot het straatbeeld zoals de architectuur van de Amsterdamse School.

Met één van de zussen, de kleinere, ging het op gegeven moment niet goed, zij werd verward en uiteindelijk overviel dementie haar.
Zo gebeurde het dat zij besloot zich niet meer aan te kleden en konden wij haar bewonderen in pracht gebloemde ochtendjassen en geblokte sloffen. Koninklijk wuivend naar rechts en links groette zij echte- en denkbeeldige buurtgenoten.
Nog steeds aan de arm van haar zuster.

De volwassenen staarden, schudden hun hoofden en glimlachten meewarrig.
De jeugd liet zich horen met schaterend gehoon.

De langere zuster besloot blijkbaar dat actie gevraagd werd.
Na een week vertoonde ook zij zich in peignoir.
Zo verfraaiden zij ons wereldbeeld.

Niemand schudde nog meewarig het hoofd, de jeugd groette vriendelijke terug.
Tegen zoveel liefde was niemand bestand.

donderdag 8 juli 2010

Ontmoeting?


Een typisch jaren 70 grafsteen op een begraafplaats vol beroemde lijken. Het bood geen tegenwicht aan de leegte die had ingezet toen de eerste druildruppels haar gezicht raakten.
‘Een slecht idee komt zelden alleen’ mompelde ze tegen de verroeste gieter die, verstoken van enige gêne, met zijn tuit naar het woord ‘vader’ wees.
Een natte haarsliert wegvegend spande ze haar ogen om de rest van het epitaaf te lezen.

‘Hier rust Brakes Wins
Lieve echtgenoot, zorgzame vader’

Voordat een verdere gedachte kon opkomen, werd ze opgeschrikt door kiezels die knarsten onder de schoenzolen van een kromgebogen oude man. Een voorbeeld van een fervent kerkhofbezoeker, rechtstreeks afstevent, bos chrysanten in de hand, op een wachtend graf.
De schouders rechtend pakte ze oordoppen uit haar zak, stopte ze in haar oren en liep op de maat van de muziek naar de uitgang.

Het metro-en maakt van alleen reizenden iets van de – altijd bij grootstad bewoners sluimerend aanwezige – paranoia los.
Onder de grond zoekt men naar een vast punt voor de oogblik, dat de hele verdere rit niet meer losgelaten wordt.
Het punt moet secuur gekozen worden, hiervoor gelden een aantal regels:
1. Niet raam of ander spiegelend oppervlak kiezen – het zou wel eens kunnen lijken of je iemand stiekem zit te begluren.
2. Kies je dit punt toch, dan met de oogbollen heen en weer gaan zodat het lijkt of je de buitenwereld – al of niet zichtbaar – wel degelijk bekijkt.
3. Neutraliteit van het punt moet gegarandeerd zijn, ijzeren stang op hand – of kruishoogte is not-done: er kan iemand gaan staan en weg is de anonimiteit van je blik.
Ze koos ditmaal voor de lijnennetkaart, reiskeuzes lagen daar open en bloot voor het grijpen. Daar ze besloten had dat geen wezen een vrije keuze was gegund, zag ze alleen de haltes die ze kende.

‘Volgende stop Kapoeresweg’ riep een ietwat bekakte vrouwenstem de coupé in.

De straat had een netjes - net - geen - spruitjeslucht uitstraling. Geveltuintjes bevatten de obligatorische planten. Naast een oude vuilnisbak met een tot bloei gekomen bamboeplant erin, vond ze de deur waar ze doorheen wilde.
De belknop was een gedwongen huwelijk aangegaan met het naamplaatje, nog maar net bevestigd met één schroef.

Glimlach om de mond dwingend trok ze nerveus de muziek uit haar gehoorgang en keek naar de ramen van de 2e verdieping.
Geen verwachtte groezelgordijnen met eeuwige vrouwentongen, maar raamfolie met bloemmotief. ‘Oh, mooie nieuwe tijd, geen getreuzel, afstel is uitstel etcetera, bel aan!’ beet ze zichzelf toe terwijl ze een trillende vinger naar de bel bracht.

Ze stelde zich voor hoe de bewoner van de 2e etage door het spionspiegeltje naar haar keek. Wat zou hij zien?
Een vrouw, een scheiding in het haar waarvan de uitgroei door de vochtigheid niet te verdoezelen viel. Schouders net iets breder dan de heupen. Korte zwarte jas, een kont die uitstak omhuld door spijkerstof, rode laarspunten.
De neiging weer naar boven te kijken onderdrukkend, trok ze haar hand weg van de bel, draaide abrupt om en stootte pijnlijk haar scheen tegen de vuilnisbak.

Luid vloekend gaf ze uiting aan haar onmacht. Met woeste blik keek ze om zich heen en, ongewild, omhoog.
Daar stak een hoofd uit het raam en ze keek recht in de ogen van haar fictieve kwelgeest. ‘Gaat het?’ riep hij.
‘Ziet dat er zo uit dan?’ gilde ze met ongewoon schrille toon. Haar jarenlang zorgvuldig berookte, omfloerste stem had de benen genomen – die wel.
‘Moet je bij mij wezen? De bel doet het weer eens niet.’
Weglopen, hoofd tussen de schouders, dat wilde ze, ‘Ja, eigenlijk wel’ antwoordde ze.

Het hoofd trok zich terug, de deur opende en onwillig stapte ze over de drempel het donkere halletje in. Rioollucht, een versleten loper met losse roede, de te vies om aan te pakken leuning en piepende 4e trede boden een warm welkom.
Twee steile trappen verder zou de ontmoeting plaatsvinden. Ze sleepte zich over het scheuren en vale plekken bevattende zijl. Ooit kleurrijk.

Nee! Schreeuwde alles in haar. Nee! Reageerde haar lichaam en zakte naar de grond.
Zittend op de vloer, benen opgetrokken en steunend met de handen op de vloer, probeerde ze overeind te komen. Zonder succes. Boven hoorde ze een deur opengaan, een vragend ‘Hallo?’ Ze hield de adem in met de hoop niet gehoord te worden.

Trillend, rennend, vallend en struikelend ging ze de trappen af.
Sloot de deur zacht, zo zacht alsof er iets kon breken.

zaterdag 17 april 2010

Overdenkingen in het Kralingsche lover



Struinend met de honden op pad door het lente-bos, vond ik in 'Het Verloren Laantje' (zo heet het echt...), een herinnering: Opeens was ik niet meer in dat bos - ik rook de scherpe geur van Daslook uit de Zwitserse bossen, ik zag de lonkende bergtoppen in de verte.


Een verlangen nam bezit van mij.


Een, met Duitstalige sfeer omgeven Sehnsucht, een op dat moment onvervuld verlangen.


Dat verlangen was niet naar Wilde Knoflook op zich, alhoewel het heerlijk als pesto verwerkt bij pasta is, het was een verlangen terug te zijn in Zwitserland.


En het plezier dat het bos mij had gegeven werd verdrongen door milde melancholie. Weg was het ontluikende lente-gevoel.


Eén van mijn honden riep om mijn aandacht - haar oren stonden rechtop en ze was er helemaal klaar voor de jacht op een fazant, waarvan de veren glansden in het zonlicht, te openen


Ik was weer in het kleurige hier en nu en besefte dat ik die Sehnsucht ook positief kon gebruiken.

Mijn verlangen had me op dat moment heel even terug gebracht naar een plek waar ik ook graag zou willen zijn; bijna was ik het plezier vergeten dat bos & honden mij verschaften.


Ik dacht aan het lied 'Ich hab' noch einen Koffer in Berlin', op gegeven moment zingt Marlene Dietrich '..auf diese Weise lohnt sich der Reise' - op die manier is het de reis waard - zij heeft daar nog een koffer staan.


Een koffer op een plek uit het verleden, op een station .... een poos geleden, al treinend, kwam ik ook zo een koffer tegen: Op het station Amsterdam Bijlmer ArenA hing een groot spandoek waarop met zwarte letters te lezen stond: 'Welkom op uw nieuwe station'. Mijn eerste gedachte was, hoezo, mijn nieuwe station? Mijn tweede was verhip, hier heb ik ook nog bagage liggen, hier heb ik gewoond, hier heb ik dagelijks op de metro staan wachten, hier kwam ik aan met een warm bundeltje leven in de armen in mijn nieuwe rol van moeder.


We reizen in het leven van station naar station, en eigenlijk is het heel mooi dat we op elk van die stations nog een koffer hebben staan, op die manier is het waardevol er naar toe te reizen.




donderdag 3 september 2009

Een tijdloze blik met de bodes van het hart

Overpeinzingen bij Tuin der lusten & De dynamica van begeerte



Stel je voor, een bezoeker had gehoord dat Engelbrecht II of Hendrik III (de werkelijke opdrachtgever blijkt een twistpunt te zijn) in zijn paleis de Tuin der lusten had hangen. Graag zou hij zit wonderlijke werk bekijken maar vooraf is een gedachte door zijn hoofd gegaan: ‘Ik wist niet of dit voor mijn ogen was bestemd, of ik wilde zien wat ik zou gaan zien, of ik niet een grens zou oversteken van waar geen terugkeer mogelijk was, maar ik wist ook dat ik zou kijken en kijken als naar een akelig ongeluk aan de overkant van de weg.’
Voor het schilderij staande dacht hij misschien: ‘Het duurde even voor mijn ogen gewend waren, voor ik mensen en ledematen kon onderscheiden die verenigd waren tot vreemdgevormde fatasiedieren. Er was torenhoog genot en de ontregeling van alle zintuigen’.

En erna: ‘Ik had achter de begeerte gekeken en het niets gezien. Afgrijselijk, afgrijselijk. Het is de leegte van het niet-zijn, van de stilte voor en de stilte na je dood . De god van de seksualiteit lacht naar je – met de grijns van een doodskop. En je weet, de begeerte, dat is het leven zelf – en de niet-begeerte, die leegte, ja, dat is de dood; je surft op een schil van tijd in een wentelende oneindigheid’.

Met enige fantasie zouden dit de gedachten van een middeleeuwer kunnen zijn, ware het niet dat het uitspraken zijn van een tijdgenoot, namelijk Tommy Wieringa over een bezochte Wasteland party, beschreven in ‘De dynamica van begeerte’, onder de kop ‘De geschoren aap’ naar aanleiding een collegereeks voor de Technische Universiteit Delft. Ter verduidelijking: Wasteland is opgericht in 1994 in Amsterdam. De onderliggende idee is om de ondergrondse fetisj scène openlijk te tonen. Het uiteindelijke doel was een klimaat te creëren van tolerantie en acceptatie voor de fetisj cultuur. Men wilde een plek maken voor hetero’s, homo’s en biseksuelen. Sinds die tijd worden her en der party’s georganiseerd, veelal op lege fabrieksterreinen, in lege loodsen. Vrije seks is de onderliggende idee.

Houdt Bosch de Middeleeuwer een spiegel voor? Nee, het doek was duidelijk ter lering en vermaak bedoeld. Houdt Bosch ons een spiegel voor – zou kunnen. Als we uitgaan van dat wat we zien, wat we willen of kunnen zien. We kijken vanuit eigen ervaring, niet vergetend dat eenieder een kind van zijn tijd is. Als we met Boeddha en Wieringa ervan uit gaan dat de ogen de bodes zijn van het hart, wat zien we dan als wij voor dat doek staan? Staan wij met Freud naar een verboden gebied te kijken, zien wij zaken die ook voor ons taboe zijn en schemert de idee van hemel en hel door vanuit ons onbewuste?

De tuin in de Middeleeuwen, de liefdestuin, voorzien van fontein, fijn geurende bloemen en zingende vogels, díe tuin der lusten heeft plaats gemaakt voor donkere afgelegen lege fabrieksterreinen, waar niets kan groeien of bloeien. Eén van de hoofdthema’s in Bosch’ werk is de onvruchtbaarheid. Lege eierschalen bijvoorbeeld staan hier symbool voor. Wieringa ziet het als hoofdthema van de Wasteland party’s, van de porno: ‘Later, toen de herinnering haar grootste morele ballast kwijt was, begreep ik dat onvruchtbaarheid een wezenskenmerk is van porno, waartoe ik ook zulke feesten reken. In de naam ligt de onvruchtbaarheid al besloten, Wasteland, het barre land, de grote dorheid waar niets groeit.
In onze huidige maatschappij waar moraal op hoog vaandel wil worden gebracht schreeuwt men over de seksualisering van de samenleving, de pornoficatie zo men wil.'
Kamerleden doen uitspraken hierover, zoals J. Dijsselbloem van de PvdA die meende dat seks en porno hun intrede doen in ons dagelijks leven en dat wij (wie die wij dan ook moge zijn) dat niet langer willen laten gebeuren. ‘Ook een kamerlid van de CDA vond dat we zulke feesten niet schouderophalend mochten laten passeren ‘het zijn jonge mensen, in de wording van hun leven.’ Zeker, en het lichaam is een tempel, iedereen mag erin. 'De steriele esthetiek van de porno heeft de wereld allang veranderd, omdat ze de mensen heeft veranderd. Ik ken bijna niemand die er niet zijdelings door is aangeraakt, want de meeste mensen raakt het vol in het gezicht. Pornografie is een directe, confronterende cultuuruiting – ze verdraagt subtiliteit noch ironie.’

Met dit laatste zou de middeleeuwer het niet eens zijn, hij kende het begrip pornografie niet eens, en voor ironie, een bewustzijn van het absurde was zeker plaats. Maar begeerte en hebzucht troffen ook toen vol in het gezicht, hand in hand met dood en verderf werden ze hem met de paplepel ingegoten: ‘Hem (de middeleeuwse mens, mm) werd geleerd dat de zonde zich altijd voordoet in de meest verleidelijke gedaanten, maar dat achter die schoonheid en betoverende zinnelust dood en verdoemenis op de loer liggen. De waarneembare wereld leek op de in de tijd van Bosch zo geliefde kleine ivoorsnijwerken, die op de voorzijde vaak een minnend paar of een verleidelijke naakte vrouw te zien gaven. Op de achterzijde kon men een ontbindend lijk aantreffen. Wat Bosch ons met de Tuin der lusten wil laten zien is dus een vals paradijs, waarvan de vergankelijke schoonheid de mens naar de ondergang en verdoemenis voert, een motief dat evenzeer in de middeleeuwse literatuur algemeen was. (...) Men dacht dat onkuisheid evenals de hebzucht tot andere doodzonden leidde; ze werden beschouwd als de oorsprong van alle andere kwaad omdat ze de eerste zonde waren die werden begaan in het aardse paradijs.’
‘Im Mittelalter wurde de Geschlechtsakt als Beweis für den Fall des Menschen aus dem Status des Engels gesehen. Bestenfalls war er ein notwendiges Übel, andernfalls eine Todsünde. Wollust ist, im Wortsinne, das zentrale Vergehens des Gartens.’
En wat schrijft Wieringa anno 2007 over begeerte en lust? ‘De fysieke honger die de man aan het leven verbindt, is ten diepste seksueel geladen. Het is de schreeuw van de extatische oerkracht die leven heet, die tegelijkertijd vooruitwijst naar de dood. Seks en dood, Eros en Thanatos, die in andere pantheons één en dezelfde zijn. De mytholoog Joseph Campbell wijst hierop in ‘Mythen en bewustzijn’, een tweegesprek in boekvorm: ‘De god van de dood is tegelijkertijd ook de heerser over de seksualiteit. Je ontdekt de ene na de andere god die zowel de god van de dood als van de opwekking is. De doodsgod Ghede uit de Haïtiaanse voodootraditie is ook de god van de seksualiteit. De Egyptische god Osiris was rechter en heerser over de dood, en heerser over de opwekking van het leven. Het is een basisthema; dat wat sterft geboren wordt. De dood moet er zijn om leven te hebben. Uit de lijken van Christus, Attis, Adonis kiemt het voorjaar – zij stierven om uit de dood te herrijzen.’

Wat zien wij? Zien wij de seksualisering van onze maatschappij als wij voor het drieluik staan, speelt het even mee in onze gedachten?
Volgens Johan Huizinga in ‘Herfsttij der Middeleeuwen’ was het leven in de middeleeuwen zo gewelddadig dat het er naar een mengeling van rozen en bloed stonk. De mensen van die tijd pendelden steeds tussen helleangst en zachtmoedigheid, tussen streng ontzien en bedwelmende overgave aan de vreugden van deze wereld, tussen haat en goedheid, steeds tot in extremen. Staan wij wel zo ver af van die middeleeuwse mens? Zijn wij bezig met onze ‘nieuwe’ moraal een memento mori crescendum op te bouwen? Je vraagt het je af. Als wij, met al onze moderne geneugten en heel onze verlichte geest in de spiegel kijken, naar deze tuin, zien wij onszelf?
En schrikken wij van wat we zien – zijn wij, zoals Wieringa stelt: ‘Opgegroeid voor de Spiegel? Onze spiegels zijn van glas, met een laagje aluminium of zilver op de achterzijde. Op geen moment in de geschiedenis van de mensheid zijn er zoveel spiegels geweest, zowel in de privésfeer als in de openbare ruimte. Het ken uzelve, dat bij het orakel van Delphi was afgebeeld - een levensbeschouwing in atomaire vorm – is geworden tot een zie uzelve.’

Zien wij onszelf in de Tuin der lusten? Gombrich schrijft in ‘Art perception and reality’: ‘We tend to project life and expression onto the arrested image and supplement from our own experience what is not actually present…..the artist must so exploit the ambiguities of the arrested face that the multiplicities of possible readings result in the resemblance of life.’
Zoals al gezegd: we zien dat wat we kunnen zien, ons leven anno nu geprojecteerd op een doek uit de Middeleeuwen. Tijd valt weg: 'Die Paralellen zwischen jener Welt und die heutigen wachsen zusehends, während wir verbundenen Auges in die 80er jahre taumeln. Die Europäischen Gesellschafts des Mittelalters mag zwar nicht mit der eigenen Fähigkeit konfrontiert gewesen sein, die Erde selbst zerstören zu können, aber man glaubte fest an eine Incarnation des Zorns, die stets im begriffe war, genau das zu tun. Wenn man wie es manchmal scheint, in unserer Zeit vom Tage der Geburt an mit essen, trinken, atmen sich die Krebskrankheit hilfslos zu Gast lädt, so lebte Boschs Zeit mit dem ebenso blinden Wüten der schwarzen Pest und Kriegen’.
Algemene onzekerheid is wat ons ook verbindt met die verre voorouder, Huizinga: 'Überall schreien die bunten Sünden und jammert das Elend….die chronischen Formen, die der Krieg anzunehmen pflegte, die fortwährende Beunruhigung durch allerlei gefährliches Gesindel, die ewigen Bedrohungen durch eine harte und unzuverlässige Gerichtsbarkeit und ausserdem noch der Druck von Höllenangst, Teufels- und Hexenfurcht hilften ein Gefühl allgemeiner Unsicherheit wach, das wohl dazu angetan war, den Hintergrund des
lebens Schwarz zu färben….das Feuer des Hasses und der Gewalt lodert hoch empor.’, onzekerheid die niet meer zozeer wordt aangewakkerd door het christendom als wel door zekere politici.

Maar speelt in ons onderbewuste tijdens het kijken naar het doek de idee mee dat in alle religies, in elke geestesrichting de vervulling juist in het beperken van begeertes ligt, een alchemisch proces waarin de talloze aandriften en verlangens worden omgesmolten tot een zuiverder materiaal? Want dat is wat Bosch ons wil laten zien. In de stijl van zijn tijd, heel het leven was religieus.

Wat kan de middeleeuwse mens, Bosch ons dan leren? Wel, misschien juist dat wat Huizinga beschrijft: 'Das Mittelalter vergass niemals, dass alle Dinge absurd wären, wenn ihre Bedeutung sich in ihrer Funktion erschöpfte und ihrem Platz in der uns erscheineden Welt, wenn sie in ihrem Kern nicht auf einen Welt jenseits der unseren verweisen würden…nichts ist zu klein, das Verborgene darzustellen und zu verherrlichen.’
Staan wij voor de Tuin der lusten, zouden we juist dan niet dat oog voor het absurde in het grote en in het kleine tot ons hart moeten laten spreken? Zouden we ons niet wat meer kunnen richten op het symbool, want zoals Gombrich stelt: ‘The true miracle, it seems to me, is that we still store so many impressions that recognition of the familiar and the unfamiliar must be of the utmost biological importance(…)our recal is rather imperfect. But we have developed an instrument to overcome this disability, an instrument we retain largely in our grasp, namely, the symbol. For though what we call reality is too rich and too varied to be reproducible at will, symbols can be learned and recalled to a surprising extent.’
Nee, we moeten zeker niet zo ver gaan als de middeleeuwer die in elk ding in zijn wereld en achter elke naam een verstopte boodschap zag, en zeker niet zover gaan als Augustinus die schreef dat het niet uitmaakte of bepaalde dieren echt bestonden, dat alleen hun betekenis belangrijk was.
Maar het absurde, de humor ligt ook op straat, voor het grijpen, het pluk de dag in keurig evenwicht met het memento mori – dat zouden we moeten kunnen inzien.
Met Beagle denk ik dat de Tuin der lusten in het steeds terugkerende spel van tegenstellingen een tijdloos werk is, want is de mens niet zelf een vat vol tegenstellingen.
En is, in onze chaotische maatschappij, waarbij onzedigheid voor het plukken ligt, waar volgens sommigen schaamteloos geadverteerd wordt met de begeerte en door slim manipulerende reklameburaux gezinspeeld wordt op onze hebzucht, waar de wereld steeds kleiner wordt omdat hij juist groter lijkt met behulp van internet, kortom, waar oog & hart steeds gestreeld lijken te worden, de mens niet juist, en steeds meer, bezig terug te grijpen naar de moraal van het verhaal?


Een kunstwerk goed zien betekent afstand nemen, van het werk, letterlijk, en figuurlijk in de geest, er wordt ons een spiegel voorgehouden, nu nog in het geval van de Tuin der lusten, terwijl ons oog gaat over het wonderlijke drieluik, met al zijn symbolen en verwijzingen, kunnen wij niet anders dan ons openstellen voor de voor ons mogelijk begaanbare paden van die tuin, van de weg die wij daarna, na het zien, zullen nemen, de eerste stap op die weg zal toch weer anders zijn dan de stap die we hadden genomen als we niet hadden gekeken, met open ogen, de bodes van ons hart.


Citaten - aangegeven tussen anhalingstekens - dankbaar ontleend aan 'De dynamica van begeerte', Tommy Wieringa, 'Hieronymus Bosch, tussen hemel en hel', W. Bosing, 'Der Garten der Lüste, unsere Welt in den modernen Malereien des Hieronymus Bosch', Peter S Beagle, 'Art perception and reality', Gombrach e.a.