Tijdens mijn werk in een verzorgingstehuis werd ik geconfronteerd met een aantal zaken die mijn nieuwsgierigheid prikkelden, die echter ook tegelijkertijd een vraag die al lang bij mij speelde weer aan de oppervlakte bracht:
Hoe kwetsbaar (kunnen) wij ons opstellen ten opzichte van het vreemde?
Waarbij ‘het vreemde’ geïnterpreteerd kan worden als ‘dat wat wij als vreemd ervaren’.
Uit de vraag blijkt dat ik er al vanuit ga dat er een moeilijkheid zit in die houding, in dat 'opstellen', en uit het '(kunnen)' spreekt de mogelijke onmacht.
Toegespitst op de beroepsgroep geestelijke zorg zou het daarbij om het kwetsbaar opstellen van de hulpverlener naar de hulpvrager toe zijn, maar ook omgekeerd.
Beiden zijn vreemden voor elkaar en werpen, door die - al dan niet bewust - gevoelde vreemdheid, een drempel voor de ander op.
Ook de omgeving speelt een rol, de omgeving waarbinnen de ontmoeting plaatsvindt maar ook de ruimte die tussen- en om beiden ontstaat in het treffen en daarbuiten, in de vorm van dat wat al meegenomen wordt in die ontmoeting.
Positionering
In het stuk ‘Flarden, geestelijke verzorging in het verpleeghuis’ onder redactie van Douwe Oenema en Patrick Vandermeersch, wordt de vraag naar positionering van de geestelijk verzorger behandeld.*
De vraag naar positiebepaling, een duidelijke omschrijving van de eigen taak wordt steeds luider gehoord in tijden van bezuiniging. Veel geestelijk verzorgers willen hier niet aan denken/meedoen, bleek uit een onderzoek van het Trimbos instituut uit 1997.
Veel is hierin nog niet veranderd.
Toch zullen de geestelijk verzorgers zich moeten bepalen tot een uitspraak hierin, tot een beschrijving, want hun positie is in geding. Binnen de bezuinigingen zal altijd de vraag blijven meespelen of de taken van een geestelijk zorgteam overgenomen kunnen worden door anderen.
Veel geestelijk zorgers gaven, n.a.v. een vraag over taakomschrijving in bovengenoemd artikel, als antwoord: ‘Er zijn’.
Nu is dit op zich al een kwetsbaar gegeven. Kwetsbaar in de zin dat deze invulling veel vragen oproept en - omdat niet duidelijk gedefinieerd, te veel aan invulling overlaat. Als jij zelf als geestelijk verzorger al niet je taak goed kan omlijnen, en met vage bewoordingen komt, dan zullen anderen het wel voor je doen, hierbij niet alleen een stempel op je drukkend, maar ook, en waarschijnlijk, van jou verwachten dat je aan hun invulling voldoet.
Kwetsbaar ook omdat we in een marktgerichte maatschappij leven, daarbij hoor je jezelf als handelswaar te kunnen verkopen - doe je dat niet dan stel je niets voor, dan ben je er niet.
*Flarden Geestelijke verzorging in het verpleeghuis, red. Douwe Oenema, Patrick Vandermeersch, Boekencentrum Zoetermeer.
Het antwoord op de vraag waarom positionering zo belangrijk is zou dus ook kunnen liggen in de machtsbepalingen binnen het marktprincipe, in de relatie van geven en nemen. Ik bied iets aan en jij koopt - zie ook hier de wederzijdse afhankelijkheid, echter, deze keer niet op basis van gelijkheid, maar op een manier waarop macht balanceert.
Gekoppeld hieraan zie ik het als volgt: op het moment dat de één weigert aan de overeengekomen voorwaarde te voldoen - dus in dit geval als de geestelijk zorger weigert zich te positioneren - of om welke reden dan ook hiertoe niet in staat is, betekent dat het einde van een evenwicht, namelijk de machtsbalans en daarmee verandert de aard van de situatie.
Nu kan men die macht zien aan de kant van de instellingen, de hele zorgsector en de gehele maatschappij die de geestelijke zorg dwingt een positie in te nemen, maar men kan het ook omkeren, de macht zou ook in handen van de geestelijke zorg kunnen liggen, namelijk in de vermeende vrijheid, het aanbieden van die vrijplaats.
Hoe de machtsweegschaal staat, lijkt mij nog een vraag binnen de vraag.
Kwetsbaarheidconfrontatie
De cliënt is vreemd en hoe open ik hier ook tegenover zou willen staan, hier en nu, in onze maatschappij, wil ik de ander meteen invullen.
Doe ik dat niet, dan denk ik daar te staan zonder wapens, kwetsbaar voor elke aanval.
Bovendien, de cliënt komt met een hulpvraag en stelt zich daardoor al kwetsbaar op, toont zijn kwetsbaarheid waardoor ik meteen met de mijne wordt geconfronteerd.
De eerste reactie van elk weldenkend mens zou zijn ‘wegrennen’ of ‘aanvallen’ - intuïtief ingegeven, het beestje eigen. Bovendien, de hulpvrager straalt kwetsbaarheid uit, dit zou ingevuld kunnen worden als zwak, armoedig, vies, daarvoor loop je normaliter ook weg. Waarom? Omdat de ander mij een spiegel voorhoudt, mij laat zien dat ook ik dat in mij heb: mij mijn eigen kwetsbaarheid toont.
Als hulpverlener heb je er echter voor gekozen niet weg te lopen, niet weg te lopen voor de gevoelens die de ander oproept, want als je dat doet, als je daar voor op de vlucht slaat, bang bent, dan is de kans groot dat je die angst vervolgens steeds met meedraagt en zal je, waarschijnlijk, niet op een juiste manier op de hulpvraag kunnen ingaan.
Je zult er dus als hulpverlener op een of andere manier mee om moeten leren gaan, want je ontmoet steeds mensen die hun kwetsbaarheid open tonen. Deze mensen tonen hun onmacht o.a. door het niet weten hoe met hun vraag om te gaan of wat ermee aan te vangen. Waarbij dan weer het gevoel van macht boven de ontmoeting zweeft. Immers, die ander vraagt het mij, neemt aan dat ik het weet, of in ieder geval dat ik hem of haar kan helpen te weten, op weg kan helpen. Neemt aan dat ik de kennis bezit en dus de macht. Dit zou dan - mocht ik een machtswellustig persoon zijn, een goed gevoel moeten geven.
Dat doet het echter niet, want als een ander mij zoveel verantwoordelijkheid geeft - dat is het namelijk als je macht hebt - dan blijkt dat die ander macht over mij heeft.
Kennis is dus ook onmacht hierin. Hij/zij zou mijn onmacht wel eens aan het licht kunnen brengen.
Daarnaast speelt nog mee dat ik al een rol toebedeeld heb gekregen van de cliënt - namelijk hulpverlener, ik heb al een plek aangewezen gekregen, het is aan mij om die op te pakken of open te breken. Ben ik toeschouwer of betrokkene?
Wat ziet die kwetsbare, die hulpvrager, in mij? Ziet hij mijn kwetsbaarheid, mijn openheid, mijn vreemdheid?
Gezien of niet, het speelt een rol, bewust of onbewust, het wordt gevoeld. En hiermee is meteen de veiligheid in het geding, het vertrouwen wordt op de proef gesteld. Ik, als profi, zal moeten trachten de ander op zijn gemak te stellen, ik zal een veilige omgeving moeten scheppen, en dat kan alleen als ik mij bewust ben van al dat wat in mij speelt en dat dus meespeelt. Ook, of misschien wel juist, mijn kwetsbaarheid.
Bij dit blogartikel hebben ‘De Professionals Hulpverlening tussen kwetsbaarheid en beheersing’ van Chaim van Unen & ‘De Angst voor Vrijheid’ van Erich Fromm
een rol gespeeld in mijn denkwijze.